Regionale samenwerking voorkomt uitstroom van docenten

Veel startende docenten stromen binnen 5 jaar weer uit, blijkt uit landelijke cijfers. Uit onderzoek naar in- en uitstroom in het mbo blijkt dat binnen het mbo 30 procent van de zij-instromers in de eerste jaren weer naar ander werk uitstroomt. Wat kunnen RAP-regio’s ondernemen om deze starters te behouden voor het onderwijs? Tijdens een kennisdelingssessie van SOM gaven enkele regio’s voorbeelden.

De regio Twente/Achterhoek is een krimpregio en heeft te maken met een dalend aantal leerlingen. “Onze RAP-regio is vanaf de start gericht op goed werkgeverschap en het behoud van werknemers”, vertelt Lotte ter Braak, extern projectleider van RAP VOTA (Voortgezet Onderwijs Twente Achterhoek). Bij de RAP zijn zes vo-scholen en ROC Twente aangesloten. Nathalie de Jong-Kamphuis vertegenwoordigt ROC Twente in deze RAP-regio “We hebben als groot ROC met 19.000 studenten en zo’n 2.300 medewerkers een sterke regionale positie en er waren lange tijd geen problemen om de vacatures goed in te vullen. Sinds de zomervakantie merken we echter dat het moeizamer wordt om goede docenten te vinden, niet alleen voor de bekende tekortvakken techniek en verzorging, maar ook bijvoorbeeld voor Nederlands en economie. We moeten actiever gaan werven en zorgen voor behoud van personeel en in die doelstellingen vinden VOTA en ROC Twente elkaar.”

Behoud voor de regio

De RAP-regio VOTA is gestart met zes middelbare scholen en later ook het ROC Twente. Vanaf 2022 is het Carmel College ook aangesloten. Nathalie de Jong-Kamphuis: “Het ROC is aangesloten omdat we de maatschappelijke wens hebben om samen met het voortgezet onderwijs voor de regio op te treden. ROC Twente is een grote werkgever en het gebeurt weleens dat onze formatie compleet is en we docenten moeten laten gaan. Dat zal in het vo ook weleens het geval zijn. Vanuit de gedachte ‘laten we goede docenten behouden voor het onderwijs in onze regio’ zijn we aangesloten bij VOTA. Zo kunnen we met een helicopterview naar de arbeidsmarkt kijken.”

Samen optrekken

Lotte ter Braak vertelt dat de aansluiting van het ROC Twente welkom is. “We begonnen met zes eenpitters en als dan een grote werkgever als het ROC Twente zich aansluit, is dat wel even wennen. Maar tijdens de verkennende gesprekken zagen we al veel overeenkomsten en verbinding. Elke deelnemer is bereid om op een open manier kennis en ervaring uit te wisselen. We staan met z’n allen voor dezelfde puzzel: hoe vullen we de personeelstekorten zo goed mogelijk aan terwijl we ook rekening houden met een teruglopend aantal leerlingen? In deze situatie is het moeilijk om perspectief te bieden, maar je wilt wel acteren als goed werkgever.” Nathalie de Jong-Kamphuis: “Als ROC zijn we gewend om zij-instromers en hybride docenten te werven en met hen te werken. We zien dat het werven van docenten bij de middelbare scholen ook goed geregeld is, maar we kunnen toch inspiratie bieden. Denk daarbij aan een professionaliseringsplatform voor medewerkers die zich verder willen ontwikkelen.”

Mobiliteit bevorderen

Een van de eerste activiteiten die de RAP-regio gezamenlijk met het ROC Twente ondernam, was het opstellen van een regionale strategische personeelsplanning (SPP). Waar verwachten we tekorten en overschotten en hoe kunnen we die bij elkaar brengen? Nathalie de Jong-Kamphuis: “We hebben dezelfde doelstelling: behoud van personeel voor de regio. Om de mobiliteit onder docenten en ook onderwijsassistenten te vergroten, starten we een pilot bij een van de middelbare scholen waarin met de ‘VOTA Flex app’ wordt gewerkt. VOTA Flex is ontwikkeld voor docenten die het leuk vinden om ook eens op een andere school te werken of bijvoorbeeld gepensioneerde docenten die nog een paar uur willen werken. Met de app kunnen we vraag en aanbod gemakkelijk samenbrengen en het is een praktische oplossing voor tijdelijke opdrachten. In een later stadium kunnen meerdere scholen en het ROC aansluiten bij de app; er zijn voldoende mogelijkheden om mensen uit te wisselen. Daarnaast kijken we bijvoorbeeld ook naar zij-instroom voor medewerkers die voor het vo en het mbo interessant zijn.”

Het ROC Twente werkt al jaren met zij-instromers en hybride docenten: maar liefst 60 procent van de docenten op het ROC is zij-instromer of werkt hybride. De goede ervaringen van het ROC, bieden inspiratie aan het vo. “We hebben de werving van zij-instromers structureel opgetuigd en het vo kan gebruikmaken van onze know how”, vertelt Nathalie de Jong-Kamphuis. Zij ziet het hoge landelijke percentage van uitval onder zij-instromers niet terug bij ROC Twente. “Waar we dat aan te danken hebben, is niet geheel duidelijk. Maar we zijn wel trots op het resultaat. We beseffen met z’n allen dat een goede begeleiding al start bij de selectie en zorgen voor een goede landing.  Het ROC geeft bijvoorbeeld maandelijks voorlichtingsbijeenkomsten voor geïnteresseerde zij-instromers waarbij we een heel reëel en praktisch beeld schetsen van de overstap naar het onderwijs. De kandidaten die dan serieus geïnteresseerd zijn, kunnen de oriëntatie-cursus Onderwijszin volgen, waarbij we onder andere dieper ingaan op de zes rollen van de docent.” Nu de strategische personeelsplanning een stap verder is, komt voor het vo de optie van zij-instromers ook meer in beeld. Lotte ter Braak: “de mogelijkheden voor zij-instromers en traineeships worden nu ook bij de middelbare scholen als een serieuze optie overwogen om het personeelstekort op te vangen. Dankzij de ervaringen van ROC Twente, kunnen we dat ook gestructureerd aanpakken. Daarnaast hopen we dat het uitwisselen van docenten tussen onze sectoren ook steeds meer gemeengoed gaat worden, zodat het werk als docent ook interessant blijft voor mensen die eens buiten hun eigen school willen werken.”

Werknemers in hun kracht zetten

Anne-Marie Knottnerus van het Deltion College, deelprojectleider van de programmalijn ‘Onderwijs van de toekomst’ van de RAP-regio Zwolle, herkent de behoefte aan mobiliteit onder docenten. Binnen de programmalijn Onderwijs van de toekomst vallen ook de lijnen ‘Hybride professionals’ en ‘Anders organiseren’ en daarin werken vele organisaties van het po, vo en mbo samen. “Onze RAP-regio is zo breed dat het verschillende kenmerken heeft. Er is een groot verschil tussen de onderwijsarbeidsmarkt van bijvoorbeeld de Noordoostpolder en de kop van de Veluwe. In het westen van onze regio is het lerarentekort veel nijpender en de overige regio’s zien daardoor wat er op hen af komt de komende tijd. De urgentie om structureel te werven en te werken aan behoud van personeel, wordt dus duidelijk gevoeld.” Anne-Marie Knottnerus legt uit dat de aangesloten onderwijsinstellingen van de RAP-regio juist ook op dat gebied van elkaar willen leren. “We hebben proeftuinen opgezet rondom de vraag hoe kun je anders organiseren, redenerend vanuit de student en vanuit de behoefte om onderwijspersoneel te behouden voor de regio. Hoe begeleid je starters zodat ze geïnteresseerd blijven in het vak en hoe zet je je huidige werknemers in hun kracht? We werken met kleinere, tastbare thema’s en dat zorgt dat je het gesprek op inhoud goed kunt voeren.”

Bevoegdheden als drempel

In de RAP-regio Zwolle speelt naast het probleem van uitstroom, vooral de vraag hoe het zittend personeel behouden kan worden. “Het werven van starters gebeurt via het regionaal loket hatseklas.nl en zij worden daarna intensief begeleid door onze instroommakelaar. We merken dat het steeds lastiger wordt om vacatures goed in te vullen, vooral docenten in ICT, techniek, metaal en bouw zijn schaars. Je wilt dan het vak zo aantrekkelijk mogelijk maken en daar hoort mobiliteit bij, want niet iedere docent wil 15 jaar hetzelfde vak geven aan dezelfde school of binnen hetzelfde type onderwijs. Helaas maakt het verschil in bevoegdheden het niet gemakkelijk om werknemers onderling uit te wisselen.”

Anne-Marie Knottnerus is docent ondernemersvaardigheden geweest bij het Deltion College. “Ik heb een hbo-opleiding gevolgd, maar niet de lerarenopleiding. Om als docent bij het mbo aan de slag te kunnen gaan, heb ik mijn pedagogische aantekening gehaald na een eenjarig PDG-traject. Ik heb ook lesgegeven aan mbo-4 studenten die bijna de overstap naar het hbo maken. Maar als ik les wil geven aan dezelfde doelgroep op een havo, dan moet ik minstens twee jaar studeren om mijn bevoegdheid te halen. Ik zou dan mijn zekerheid en arbeidsvoorwaarden los moeten laten om op hetzelfde niveau les te kunnen geven op een middelbare school. Dit verschil in bevoegdheden voelt niet logisch en het maakt het niet gemakkelijk om echt ‘blij mobiel’ te zijn in het onderwijs.” Anne-Marie Knottnerus vertelt dat ze geregeld docenten spreekt die graag eens van werkomgeving willen veranderen. “Als je niet door wilt stromen naar een leidinggevende functie binnen het onderwijs, dan zijn er naar mijn mening weinig mogelijkheden op het gebied van loopbaanontwikkeling. Terwijl het voor veel docenten aantrekkelijk is om eens op een andere school te werken, het verbreedt je als docent en als mens.” Scholen willen volgens Anne-Marie Knottnerus vaak wel, maar zijn met handen gebonden. “Er zijn wel mogelijkheden zoals detacheren. En natuurlijk moet de kwaliteit van docenten geborgd zijn en moeten zij pedagogisch-didactisch onderlegd zijn.  Maar het blijft wonderlijk dat bijvoorbeeld een leraar vanuit het po op een mbo les kan geven, maar dat het andersom niet mogelijk is. En ik kan me ook niet voorstellen dat een docent die op mbo-4 niveau lesgeeft niet geschikt is als docent op een vo.”

Behouden door mobiliteit

Durf mobiliteit te benutten en biedt maatwerk aan in opleidingen, zo pleit Anne-Marie Knottnerus. “Zeker als de vakgebieden redelijk dicht bij elkaar liggen, zou het goed zijn als er meer flexibiliteit komt en naar de persoon en zijn ervaring wordt gekeken in plaats van alleen naar de papieren. En als iemand niet volledig ‘past’, kijk dan wat ervoor nodig is om dat recht te trekken zonder dat iemand direct een complete opleiding moet volgen. Je maakt het vak van docent zo veel breder en aantrekkelijker voor starters, maar ook voor de huidige werknemers. Je kunt dan regionaal bijvoorbeeld een overkoepelende pool maken met mensen die graag eens van onderwijsinstelling wisselen. Of je kunt deze brede mobiliteit eerst projectmatig aanpakken en daarna breder uitrollen. Als je het er met elkaar over hebt en ervaringen uitwisselt, gaat het veel meer leven. Ik hoop dat het onderwijs daarvoor open gaat staan, ook al raak je als school misschien een werknemer kwijt… je behoudt ze wel voor de regionale onderwijsmarkt.  Op die manier kunnen we volgens mij extra bijdragen aan het behoud van goede docenten voor het onderwijs.”