Inventarisatieonderzoek onderwijstijd voortgezet onderwijs
In opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft ResearchNed een inventarisatieonderzoek uitgevoerd naar de invulling van onderwijstijd (tijd waarin leerlingen onderwijs volgen) in het voortgezet onderwijs.
Gezien de lerarentekorten die verder oplopen is in 2022 het onderwerp onderwijstijd opnieuw expliciet geagendeerd in de Kamerbrief over de lerarenstrategie. Het ‘Werkplan op hoofdlijnen: Samen voor het beste onderwijs’, dat in 2022 is opgesteld bevat een aantal concrete acties die ondernomen zullen worden op, onder andere, het gebied van onderwijstijd. In dit werkplan is ook aangekondigd dat er een inventarisatie zal komen van de manieren waarop de ruimte in de onderwijstijd in de huidige praktijk wordt ingevuld. Het onderzoek onderwijstijd voortgezet onderwijs is daarvan de uitwerking. Het inventarisatieonderzoek richt zich op de invulling van de onderwijstijd en niet op het oplossen van het lerarentekort.
De schoolleiders van alle vo-vestigingen in Nederland zijn uitgenodigd om deel te nemen aan deze inventarisatie over de invulling van onderwijstijd. Ongeveer de helft daarvan heeft respons gegeven. Daarnaast zijn er gesprekken geweest met betrokkenen (schoolleider, roostermaker, docenten en ouders/leerlingen) van zes geselecteerde scholen die als casus hebben meegewerkt aan het onderzoek.
Uitkomsten van het onderzoek gericht op de vier onderzoeksvragen:
1. Wat doen scholen momenteel in de praktijk met de beschikbare ruimte binnen de wettelijke kaders van onderwijstijd?
- Invullingen in de praktijk
- Scholen kiezen vanuit hun onderwijsvisies voor meer integratie van formatief onderwijs, meer of betere differentiatie tussen leerlingen, beter aansluiten bij de specifieke leerbehoeften van leerlingen en het bieden van maatwerk;
- Er is ingezet op nieuwe invullingen van onderwijstijd zoals alternatieve vormen van roostering en leerlingen zelfstandig laten werken.
De volgende overkoepelende onderwerpen van veelvoorkomende invullingen zijn vastgesteld:
Flexibele inrichting van het rooster, Keuzelessen/-modules/flexuren, Maatwerk/extra begeleidingsuren, Stages/bedrijfsbezoeken (LOB), (Extracurriculaire) activiteiten, Vakoverstijgende projecten.
“Gezien de blokken zijn er 9 miniteams, sommigen geven mono lessen (alleen het vak maar wel zoveel mogelijk thematisch) en andere geven multi-lessen (vakoverstijgend, in projecten). We hebben een curriculumexpert aanwezig die steeds meekijkt vanuit de vakdocent hoe de leerlijn vanuit de leerdoelen wordt opgebouwd.”
2. Lopen scholen die de beschikbare ruimte actief benutten of willen benutten tegen obstakels aan? En zo ja, welke?
- Obstakels en belemmeringen
- Het lerarentekort vormt een probleem bij het invullen van voldoende onderwijstijd. Er is te weinig (geschikt/bevoegd) personeel te vinden, en er zijn beperkte mogelijkheden wat betreft de inzet van huidig personeel en het opvangen bij uitval. Er is een gebrek aan tijd en ruimte voor het organiseren van nieuwe plannen;
- Echter, het kan wel meer flexibiliteit in de docentenpoule opleveren, omdat er mogelijk minder vakspecifieke docenten nodig zijn om deze uren te verzorgen;
- Een gebrek aan draagvlak onder docenten (loslaten bestaande methode, overtuigen van nieuwe visie), en ouders die kritische vragen stellen en leerlingen die gemotiveerd moeten worden voor een nieuwe lesvorm;
- Het borgen van de kwaliteit is een uitdaging vanwege de talrijke mogelijkheden waaruit gekozen moet worden en die passend zijn bij het kind;
- Wet- en regelgeving wordt soms gezien als uitdaging. De bestaande eisen (exameneisen, kerndoelen, curriculum) en criteria vanuit de Inspectie worden soms als beperkend ervaren voor het bieden van de gewenste onderwijskwaliteit.
“De balans tussen kwaliteit en contacttijd. Ook al hebben ervaringen in de achterliggende jaren laten zien dat er (als het moet) veel mogelijk is, vorming en attitude kan alleen worden overgebracht, aangeleerd en voorgeleefd in een contact tussen docent en leerlingen.”
3. Welke situatie(s) vinden scholen wenselijk vanuit a) een betere kwaliteit van onderwijs, b) een aantrekkelijk beroep en c) het verhogen van leerprestaties/motivatie? En welke stappen kunnen zij zetten om daar te komen?
- Onderwijskwaliteit, aantrekkelijkheid van het beroep, leerprestaties en motivatie, implementatie
- Scholen vinden de ruimte voor maatwerk belangrijk voor zowel de onderwijskwaliteit, aantrekkelijkheid van het beroep van leraar als de leerprestaties en motivatie;
- Docenten zijn deels niet tevreden over ‘de match’ tussen de ideeën op papier en wat zij daadwerkelijk in de praktijk kunnen realiseren. Hierbij speelt werkdruk een rol en is meer coaching wenselijk;
- Er is behoefte aan balans tussen zaken gezamenlijk van tevoren uitdenken en bespreken en tempo maken. Zorgvuldige communicatie tussen betrokkenen is gewenst;
- Belangrijk is het opnemen van alle aangeboden leeractiviteiten in het rooster voor een inzichtelijk aanbod in de variatie aan leeractiviteiten;
- De specifieke behoeftes van de doelgroep (bv ISK, vso, pro), de beperkte financiële middelen, en beperkingen in huisvesting worden als uitdagingen benoemd.
“We hebben gewerkt met flexibele onderwijstijd waarin leerlingen de keuze kregen om naar verrijkingslessen te gaan en we reguliere lessen uit de lessentabel hadden gehaald/verminderd. dit hebben we teruggedraaid omdat de resultaten van leerlingen achteruit gingen.”
4. Hoe tevreden zijn de belanghebbende partijen in de school?
- Tevredenheid
- Er is behoefte aan een invulling die past bij de visie van de betrokkenen en die in een gezamenlijk proces is vormgegeven;
- Er is behoefte aan ruimte voor het geven van feedback (vanuit ouders, leerlingen, docenten);
- Het werken met evaluatie en bijsturing zorgt ervoor dat de ontwikkeling een doorlopend proces is;
- Een goede, zinvolle invulling en implementatie die door leerlingen en docenten als meerwaarde wordt gezien, is een uitdaging.
“Van de 36 lessen zijn 3 á 4 lessen per week neergezet als keuzewerktijd. Deze constructie levert voortdurend discussie op over de meerwaarde. Het is heel lastig om de vraag van leerlingen en het aanbod op elkaar af te stemmen.”